29/08/2012

Rapport: Nederlandse financiering van megastallen in het buitenland

Uit onderzoek dat is gedaan in opdracht van de Nicolaas G. Pierson Foundation blijkt dat in het rapport van Wakker Dier een deel van de financiële middelen die gebruikt worden voor  de financiering van megastallen buiten beschouwing gelaten werden. Het gaat hier om de exportkredietverzekeringen die verstrekt worden door het  Nederlandse export krediet agentschap Atradius DSB en de leningen van multilaterale financiële instellingen, zoals de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)  en de International Finance Corporation (IFC). Nederland is lid van de EBRD en de IFC en is aandeelhouder met honderden miljoenen euro’s bij deze instellingen.

Dit onderzoek toont aan dat zelfs nadat de motie was aangenomen, er nog steeds Nederlands publiek geld gebruikt wordt om megastallen in het buitenland mogelijk te maken.  De Oekraïense pluimveegigant Myronivsky Hliboproduct kreeg eind april en begin mei van dit jaar nog twee exportkredietverzekeringen van Atradius DSB  voor in totaal €8,7 miljoen. Deze leningen zijn bedoeld voor het Vinnytsa complex van dit agro-industriële bedrijf, waar op één locatie stallen worden gebouwd voor een totale capaciteit van 17,8 miljoen vleeskuikens. Deze megastal wordt 74 keer zo groot als het maximum van 240.000 vleeskuikens dat Bleker voorgesteld heeft als bovengrens voor stallen in Nederland.

In de afgelopen 10 jaar heeft Myronivsky Hliboproduct voor totaal €332 miljoen aan exportkredietverzekeringen en leningen ontvangen van Atradius DSD, de EBRD en de IFC. Mede door deze financiële ondersteuning wordt Myronivsky, dat nu al 50% van de Oekraïense markt in commercieel geproduceerde kip in handen heeft,  de grootste kippenproducent van Europa. De vraag is waarom zo’n enorm bedrijf überhaupt financiële ondersteuning van de overheid krijgt. Deze steun lijkt vooral bij te dragen aan de verwerving van een monopolie positie voor dit bedrijf.

Buiten het feit dat exportkredietverzekeringen en leningen gebruikt worden voor projecten die een groot risico vormen voor het dierenwelzijn,  blijkt dat de milieu- en sociale beoordelingen van de projecten ook te wensen over laten. Zo laat Atradius DSB alleen beoordelingen uitvoeren bij projecten van minstens  €10 miljoen, waardoor voor het grootste deel van de door hun ondersteunde projecten geen milieu- en sociale beoordeling is uitgevoerd. Daarbij worden de categorieën die aangeven hoe veel gevaar een project vormt voor mens en milieu inconsistent en slordig toegewezen, waardoor projecten te positief worden beoordeeld en aan minder strikte eisen hoeven te voldoen.

Een ander probleem is dat het voor de verstrekkers vaak niet geheel duidelijk is waarvoor de exportkredietverzekeringen en leningen daadwerkelijk worden gebruikt. Een schrijnend voorbeeld hiervan is het Poolse varkensbedrijf Animex S.A., dat in 2001 een lening van €27,3 miljoen kreeg van de EBRD voor een project dat ingedeeld werd in de categorie die de minste risico’s voorspelde op het gebied van milieu en maatschappij. De EBRD dacht dat het voor vleesverwerking gebruikt zou worden, maar aangezien het doel niet voldoende vastgelegd was, is de lening gebruikt voor het bouwen van nieuwe varkensstallen die een ramp bleken te zijn voor het milieu, het dierenwelzijn en de concurrentiepositie van lokale varkensboeren.
Deze onduidelijkheid is extra problematisch omdat de drie genoemde financiële instellingen geen eigen beleid hebben op het gebied van dierenwelzijn, maar wel vele miljoenen aan financiering steken in de vlees- en zuivelindustrie .

Lees hier het rapport

Delen

Nieuwsbrief

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang een paar keer per jaar updates over onze activiteiten en publicaties.
Papegaaiduikers